De politie heeft een ethisch en juridisch kader ontwikkeld om het gebruik van technologie voor gezichtsherkenning aan te toetsen. Die eis heeft de minister van Justitie en Veiligheid eind 2019 gesteld.
In bijvoorbeeld opsporingsonderzoek kan gezichtsherkenning worden toegepast. Met die technologie zijn opgenomen beelden van gezichten op basis van biometrische kenmerken snel te vergelijken met een afbeelding van een verdachte.
De operationele toepassing van dit middel ligt sinds eind 2019 aan banden. Uitzondering daarop is het CATCH-systeem. Dat werkt met een database met gelaatsafbeeldingen van verdachten en veroordeelden. Met het Inzetkader Gezichtsherkenningstechnologie kan een bredere inzet van gezichtsherkenning worden verkend in onder andere opsporing, hulpverlening of handhaving van de openbare orde.
Commissie
Elke inzet van gezichtsherkenning moet voortaan eerst langs een toetsingscommissie. Die beoordeelt een aanvraag voor inzet en legt die voor aan een bredere groep medewerkers die zich bezig houden met gezichtsherkenning. Dat levert een oordeel op dat voorgelegd wordt aan de korpschef, die dit kan bekrachtigen. Daarna kunnen de betrokken officier van justitie of burgemeester eventueel besluiten het middel niet in te zetten.
De komende drie jaar wordt getest of de toets werkt en of de inzet van deze technologie effectief is. Dit wordt met behulp van de Politieacademie geƫvalueerd.